OPWEKKINGSBEWEGINGEN IN DE KERKGESCHIEDENIS

Doelstellingen  Algemeen:

Inzicht krijgen in Gods daden op bijzondere momenten van de kerkgeschiedenis,

opdat wij verstaan welke (bijbelse) principes ten grondslag liggen aan een

opwekking in het verleden, heden en toekomst.        

 

Specifiek:   

1)      De algemene principes van een opwekking te leren kennen.

2)      Bijzondere gebeurtenissen in de geschiedenis der kerk (gemeente) te zien

         in het licht van hun kontekst en betekenis in het heden.

3)      Waardering te krijgen voor Gods werk door de eeuwen heen.

4)      Te worden uitgedaagd door voorbeelden van mannen en vrouwen Gods, die

         hun leven hebben ingezet voor de verspreiding van het evangelie  (Hebr. 13:7)

5)      Historische verbanden en correlaties herkennen.

6)      Inzicht te krijgen in enkele bijzondere opwekkingen in Nederland.

7)      Een overzicht te verkrijgen van de opwekkingen in deze eeuw met name de

 

 

Definitie en kenmerken van opwekking

Opwekking (van Dale) = Het opwekken uit de slaap of de dood

engels: revival  re=weer vivere=leven

              vernieuwing = weer nieuw maken

Definitie D.W. Dayton:

Opwekking is een spontaan geestelijk ontwaken door de Heilige Geest, bewerkt

door belijdende christenen in de gemeente, hetgeen resulteert in een verdiepte

geestelijke ervaring, een heilig leven, evangelisatie en zending, het verlenen

van onderwijs en diakonale hulp en reulteert in sociale hervorming.

(The New International Dictionary of the Christian Church, p. 844)

 

Charles Finney:

"Een opwekking is geen wonder, maar het juiste gebruik van de

middelen die God ons aanreikt."

Paul van der Laan: "Een bijzondere openbaring van Gods kracht en persoonlijkheid

in de levens van mensen, waardoor de Weg, de Waarheid en het Leven op grote

schaal zichtbaar wordt en gestalte krijgt in de gemeente."

 

Tekenen van opwekking:

a. Toenemend gebedsverlangen, soms gepaard gaande met diep schuld

besef/belijdenis

b. Bijzondere werkingen van Gods Geest

c. Vele zielen komen tot bekering

d. Herleving in de gemeente

e. Grote blijdschap en gebedsverhoring

 

Opwekkingen in de bijbel:

Gen. 35:1-15, 2 Kron 15:1-5, 2 Kron. 23 & 24, 2 Kron 29-31, 2 Kron 34 & 35, Ezra

5 & 6, Neh 9 & 12:44-47, Joh. 6:1-15, Hand.2-28.

 

Kenmerken van deze en andere opwekkingen:

1. Komt vaak in een tijd van diepe en morele duisternis

2. Vaak voorafgegaan door een tijd van formalisme en/of ritualisme.

3. Is een antwoord op innig en aanhoudend gebed van een enkeling of een

groep(je) gelovigen.

4. Brengt mensen terug naar Gods woord en opent een verlangen tot aanbidding.

5. Brengt scheiding tussen licht en duisternis, waarheid en leugen, echt en

namaak, afscheiding van zonden en afgoderij.

6. Terugkeer tot God de Schepper

7. Brengt voorspoed en blijdschap

 

De redenen van groei van de eerste gemeente

Verbazende groei in de eerste drie eeuwen

Kenmerken van de eerste gemeente volgens A. Harnack:

1. Offervaardigheid

2. Onderhouden van leraren en ambtsdragers

3. Onderhouden weduwen en wezen

4. Onderhouden van zieken, zwakken en invaliden

5. Zorg voor gevangenen en mijnarbeiders

6. Zorg voor begrafenissen van armen en alle doden

7. Zorg voor slaven

8. Zorg voor mensen in noodgebieden

9. Werkverschaffing

10. Reisgeld

Voorbeelden: Brief aan Diognetius

                        Polycarpus (ca. 70-155)

 

Les 2:     Montanus, ketter of krachtpatser?

Montanus trad omstreeks 170 in Phyrgië op. Hij was vergezeld van twee

profetessen: Prisca en Maximilla

Kenmerken:

Ascese, bidden en vasten

Profetische gaven (glossolalie en profetie)

Reactie op doodse kerk

Nadruk op eindtijd

 

Belangrijkste volgeling: Tertullianus (160/170-215/220)

                                          

Ierse monniken, mystiek en zendingsijver

Stichter: Patricius of Patrick (389-461) - Apostel der Ieren

Kenmerken: Integratie met Keltische gewoonten

- Zelfstandige ontwikkeling van Rome

- Aandacht voor mystiek

- Eigen kalender

- Grote zendingsijver

- Soms kluizenaars

- Andere haardracht

- Monniken konden trouwen

- Zwervers voor Christus

- Dichte, iglo-achtige, gebedshuizen

- Georganiseerde boetedoening

- Belangstelling voor wetenschap

 

Bekende zendelingen:

Columbanus de oudere (560 - Schotland)

Columbanus de jongere (591 - Frankische rijk en Italië)

Willibrordus (688 - Nederland)

Ook Bonifatius was door de Ierse monniken beïnvloed

 

 

Franciscus van Assisi, een rijke bedelaar

 

Franciscus van Assisi (1182-  1226), stichter van eerste bedelorde (z.g.

Minderbroeders) Klein van gestalte groot van daden. Durfde de paus aan te

klagen. Orde werd in 1210 aanvaard. Franciscus had bijzondere gaven:

communiceren met dieren, gaven van genezing, spreken in talen. Hij noemde zijn

volgelingen "joculatores Dei"  (komedianten voor God) en predikte het evangelie

in onbevangen vreugde. Koos voor armoede en ascese als tegengif voor de

verwereldlijkte kerk. Uiteindelijk verviel ook zijn orde in ongebreideld

materialisme.Wat leren wij van de bewegingen genoemd in de eerste twee lessen?

 

Eerste gemeente:        Het getuigenis van christenen door woord en daad heeft

een maatschappijhervormende werking.

 

Montanus:                     

De uitoefening van de geestesgaven zijn wezenlijk voor een levende gemeente, mits de uitingen in juiste bijbelse banen worden

geleid.

 

Ierse monniken:        

Oorspronkelijke geloofsbeleving gepaard met gebed leidt

tot zendingsijver.

 

Franciscus van Assisi:         

Een overgegeven leven aan de Heer over stijgt

wereldse waarden en brengt vreug de en vrucht voort.

 

Les 3      Voorlopers van de reformatie:

a. Geert Grote en de moderne devotie

Bron: C.C. ed Bruin, E. Persoons en A.G. Weiler, Geert Grote en de moderne

devotie, Zutphen: De Walburg Pers, 1985.

Geert Grote (1340-1384)

Geboren in Deventer, waarvan zijn vader (Werner) in 1348 burgemees­ter werd.

Beide ouders stierven in 1350 aan de pest. In 1358 (!) haalde hij in Parijs een

licentiaat. Werd kanunnik in Aken (1368) en Utrecht (1372). Toen hij in 1372

door een dodelijke ziekte getroffen was, weigerde een priester hem de

sacramenten ten zij hij zijn boeken over de zwarte kunst verbrandde. Dit liet

hij doen op de markt, waarna terstond genezing intrad. Zijn leven veranderde

radikaal. Veranderde:"van rijk tot arm, van trots tot nederig, van smulpaap tot

onthoudend". Zag af van kerkelijk inkomen: "Ik wil mijn leven ordenen naar de

glorie en eer en dienst van God en tot heil van mijn ziel." Droeg zijn huis in

1374 over aan de gemeente voor de huisvesting van arme vrouwen. Stelde

leefregels op, waaruit een verlangen naar innerlijke vrede en devotie spreekt.

Begon in 1379 boetepredikingen te houden met name aan de armen: "Trek je 's

nachts terug in het gebed, ga op de werkdagen het platteland op, maar ga op de

feestdagen naar de stad om daar als Christus tegen de farizeeën en

schriftgeleerden, de priesters en vorsten te prediken." Prediking was gericht op

bekering en boetedoening. Nadruk op zelfheiliging, rust en contemplatie. Ageerde

tegen de handel in kerkelijke diensten en eigen bezit van monniken. Hierdoor

krijgt hij in 1384 een preekverbod. In zijn huis ontstond een leefgemeenschap

voor vrouwen in het huis van zijn vriend Florens Radewijnsz een

mannengemeenschap. Hier werden de regels na Grote's dood nader uitgewerkt. In de

15e eeuw telde men al tenminste 34 huizen van "zusters des gemenen levens" in

Nederland. De mannenge­meenschappen legden zich toe op zielzorg aan de

zustershuizen, zielzorg en onderwijs aan de schooljeugd en kopiëren van

hand­schriften. In 1500 waren er 39 huizen in Nederland,

België Duitsland en Polen.

Bekendste volgeling Thomas van Kempen (1379-1471) en zijn boek "Imitatio

Christi" (navolging van Christus).

 

b. John Wyclif (1329-1384)

Prominente kerkelijke hervormer. Was een van de leidinggevende filosofen aan de

universiteit van Oxford. Viel corruptie van de geestelij­kheid aan. Werd in 1377

door paus veroordeeld. Ageerde tegen de tarnsubstantiatieleer, het pausdom,

religieuze orden en heiligenverering. Propageerde bijbellezing voor het volk.

Vertaalde de Vulgaat (latijnse bijbel) in het engels.

Volgelingen werden "lollarden" (Mompelaars of mopperaars) genoemd. Deze dienden

in 1395 bij het parlement een bezwaarschrift in tegen o.a.: kerkelijke

hiërarchie, het celibaat, gebeden voor de doden en kunst in de kerk. Vanaf 1401

werden zij vervolgd, opgehangen en verbrand. Hierdoor moesten zij voornamelijk

ondergronds werken. Waren uitermate populair onder het volk en bereiden de komst

van het Lutheranisme voor.

 

c. Jan Hus (1369-1415)

Docent aan de universiteit van Praag. Nadruk op persoonlijke vroomheid en

zuiverheid in levensstijl. "Alleen God kan vergeven." "Een christen mag een

slecht bevel niet opvolgen." Ondanks een vrijgeleide van de paus voor het

concilie van Constanz  (1415), werd hij aldaar verbrand Zijn laatste woorden wa 

ren:"Vandaag verbrandt gij een gans, maar over honderd jaar zal er een zwaan

opstaan", waarna hij de apostolische geloofsbelijdenis prevelde. Zijn

volgelingen, de Hussieten, werden sterk vervolgd. Samen met de Waldenzen

(volgelingen van Pierre Valdes) en de Lollarden vormden zij de voorbereiders van

de reformatie. Het geloof van de Hussieten wordt historisch voortgezet in de

Moravische broeders en Hernhut­ters.

 

 Les 4

a. (Ana)baptisten, de reformatie van het volk

Ontstaan in 1523 te Zürich onder Konrad Grebel en Felix Manz. Zij braken met U.

Zwingli in 1523 vanwege hun verwerping van de kinderdoop. Door de na het

afleggen van een geloofsbelijdenis werden zij "nieuwe mensen". Overige

kenmerken:

Tegen elke vorm van staatsinmenging in de kerk.

Congregationalistische kerkstructuur (m.b.t. gezag)

De transubstantia­tieleer wordt verworpen.

De eed wordt niet christelijk geacht. (Matth. 5:33-37)

Roeping tot liefde (weigerden geweld)

Zij wilden een volledige herbouw van de kerk ("restitutie") naar het model van

de eerste gemeente.

Luther verklaarde aanvanke­lijk dat "het belangrijker was Gods woord te

verkondigen dan te dopen" en vond de kinderdoop "veili­ger". Toen het

menings­verschil zich toespitste noemde hij de dopers "glui­perds"en "predikers

achter de deur".

Melchior Hofman (1495-1543) bracht de boodschap van de dopers over naar

Nederland (1530) samen met een sterke eschatologische verwachting. Reeds aan het

begin van de reformatie (o.a. Cornelis Hoen) waren er echter al Nederlanders die

de kinderdoop afwezen. De eschatologische verwachtingen worden op militante

wijze ingevuld als men van de duitse stad Münster het nieuwe Jeruzalem wil maken

(1533-1534). Deze excessen onder leiding van Jan Matthijsz en Jan van Leiden

maken de dopers in Nederland extra verdacht. Van 1534 tot 1550 worden zij hevig

vervolgd en zijn bijna alle plakaten direct tegen hen gericht. Onder leiding van

Menno Simons (1496-1561) onstaat een meer passivistische stroming. Hieruit

groeien de Mennonieten en Doopsgezinden. Tijdens zijn leven zijn er echter al

geschillen. Er ontwikkelt zich een strakke kerkstructuur met soms extreme vormen

van tucht en ban. De schuldbelijdenis wordt erg belangrijk. Nochtans kan gesteld

worden, dat als het volk de vrije keuze was gelaten Nederland dopers was

geworden in plaats van calvinistisch. De aanvankelijke groei was

verbazingwekkend. Zoals iemand concludeerde:"Het belangrijkste verwijt dat men

de dopers kan maken, is dat zij in de verkeerde tijd zijn ontstaan."

 

b. John Knox "Geef mij Schotland of ik sterf"

John Knox (ca. 1514-1572) predikte aanvankelijk het Lutheranisme in Schotland.

In 1547 werd hij gevangen genomen en diende hij twee jaar als galeislaaf. In

1553 bekeerde hij zich tot Calvinisme. Op aandrang van Calvijn werd hij

predikant van de engelstalige gemeente te Frankfurt. Vanaf 1556 werd hij

predikant in Geneve. In 1559 keerde hij definitief terug naar Schotland. Hij was

een vurig prediker. De reformatie werd een volksbeweging. Beelden- en

kloosterstormen braken uit. Onder zijn leiding werd het (aangepas­te) Calvinisme

de staatsgods­dienst. In 1560 werd in één week een geloofsbelijdenis opgesteld

en door het parlement aanvaard. In 1569 moest Mary Stuart zelfs vluchten.

Knox had een sterk roepingsbesef. Hij was zeer bewogen voor Schotland en kon

daarin zelfs meedogenloos zijn. Mary Tudor zei eens:"Het enige waar ik bang voor

ben is het gebed van John Knox."

c. Puriteinen

De eerste Puriteinen wilden de vrijheid om zichzelf te kunne zijn, niet gebonden

aan de strikte regels van een formalistische kerk. John Hooper (????-1555), de

vader van de puriteinen, was een vermaard prediker. Sommigen hielden hem voor

een profeet. Hij weigerde in 1550 aanvankelijk zijn benoeming tot bisschop van

Gloucester, vanwege zijn aversie tegen ambtskleding. Hij wilde "een zuivere kerk

en een zuiver leven." Toen onder leiding van koningin Elisabeth vaste kerkvormen

werden opgedrongen, begonnen de puriteinen eigen samenkomsten ("prohecyings") te

organiseren.Hun nieuwe leider Thomas Cartwright (1535-1603) bepleitte een

gelijkschakeling van alle ambtsdragers. Aanvankelijk benadrukten de puriteinen

vooral het vasthouden van de zuivere leer (e.g. Calvijn-Beza-Bullinger). Later

werd het vooral een levenswijze: persoonlij­ke bekering, heiliging, gebed, hoge

moraal. Velen trokken naar Amerika. In Massachusetts werd getracht een

model-kerk te bouwen. Tevergeefs trachtten zij de engelse staatskerk te reinigen

van alle middeleeuwse katholieke overblijfselen.

 

d. Piëtisten

Piëtas=vroomheid. Aanvankelijk een scheldwoord.

Kenmerken:

Nadruk op heilig leven

Bijbel = Persoonlijke brief

Neiging tot mysticisme

Aandacht voor de praktijk (diakonie)

Ontstaan in Duitsland als reactie op het te gesystematiseerde geloof. Phillip

Jacob Spener (1635-1705), luthers predikant te Frankfurt, gaf in 1675 het boekje

"Pia Desideria" (vrome wensen)  uit, waarin hij de grondslagen van het piëtisme

uiteenzette. Voor het herstel van de kerk had hij het volgende aktieplan:

1. Bestudering van de bijbel, persoonlijk en gemeenschappelijk.

2. Algemeen priesterschap van alle gelovigen.

3. Werken der liefde (naastenhulp, diakonie etc.)

4. Door gebed en goed voorbeeld anderen winnen voor het evangelie.

5. Noodzakelijke onderwijsvernieuwing. Universiteit moet een werkplaats van de

Heilige Geest zijn. Godsvrucht moet getoond worden bij leraren en studenten.

6. Begrijpelijke, eenvoudige predikingen i.p.v. geleerde oraties.

Tijdens de preekbesprekingen werd vooral over het persoonlijke zieleleven

gesproken.

Zijn opvolger August H. Francke (1663-1727) stelde de zielzorg en diakonie

centraal. Hij stichtte veel weeshuizen en scholen. Halle, met name de

universi­teit, werd het nieuwe centrum van het piëtisme. In Nederland vind je de

invloed van de puriteinen en piëtisten vooral terug in de stroming van de z.g.

"nadere reformatie", waar dit gepaard met een strak Calvinisme zich ontwikkelde

tot een ingetogen, soms wettisch, heilig geloofsleven (G. Voetius 1583-1676

e.a.).

 

Wat leren wij van de personen en bewegingen genoemd in de derde en vierde les?

a. Geert Grote: Dat er een correlatie is tussen persoonlijke bekering, een

gebedsleven en aktief geloof.

b. John Wyclif: Dat het Woord van God toegankelijk moet zijn voor alle

gelovigen.

c. Jan Hus:                

Dat het Woord van God gepaard moet gaan met een zuivere levenswandel.

d. (Ana)baptisten:     

Dat de herontdekking van het Woord Gods moet leiden tot een persoonlijk geloof en integratie in de gemeente van Jezus Christus.

e. John Knox:                

Dat de kracht van het evangelie sterker is dan wereldse machthebbers.

f. Puriteinen:     Dat een levend geloof heiliging en een hoge moraal

impliceert.     

g. Piëtisten:           

Dat ook je gevoel een rol speelt in het geloofsleven en dat dit subjectivisme bepaald niet sociale hulp uitsluit.

 

Les 5:

a. De Camisarden, verguisde franse profeten

Ontstaan aan het einde van de 17e eeuw in reactie op het Edict van Nantes van

1685. Na een periode van passieve weerstand (1686-1698) trachtten zij mede op

grond van overspannen apokalyptische verwachtingen gewapenderhand hun vrijheid

te waarborgen. In 1702 brak hun opstand uit in de Cevennen. Er was een

legermacht van 60.000 man nodig om hun 3.000 aanhangers te bedwingen. De

Camisards verdedigden de stelling dat de gaven van de Geest bedoeld waren voor

alle generaties. Het spreken in talen was voor hen een bekend fenomeen. In 1704

kregen zij "generaal pardon" mits zij de wapens neerleg­den. Een aantal van hen

vluchtten naar Engeland waar zij de sekte van de "Franse Profeten" vestigden.

 

b. Quakers, een sociaal reveil?

In angloamerikaanse gebieden beter bekend als "Society of Friends".  Kwamen

voort uit de Engelse puriteinen. De term "Quaker" ontstond in 1650 omdat men in

deze kringen geacht werd te beven voor het Woord van God. De eerste leider

George Fox (1624-1691) predikte de "Nieuwe eeuw van de Geest". In 1643 verliet

hij zijn familie en beroep (schoenmaker) op zoek naar verlichting. Na een

moeizame zwerftocht kwam hij in 1646 tot het "Innerlijke licht van de levende

Christus".  In 1649 werd hij gevangen gezet toen hij de kerkdienst te Nottingham

onderbrak, met een pleidooi om de Schrift en Heilige Geest onvoorwaardelijk te

volgen. Door de agressieve evangelisatie van zijn volgelingen, werden de Quakers

al spoedig vervolg.  Hierdoor vluchtten velen naar Noord Amerika. Een bekende

leider daar werd William Penn (1644-1718), die een kolonie in Pennsylvenia

stichtte. De Quakers wilden zich met name laten leiden door het "innerlijke

licht" en wachten tot "de Geest in en door hen sprak". Zij verfoeiden

sacramenten, ceremoniën en ambtsdragers. Nadruk werd gelegd op de priesterschap

van alle gelovigen (zowel mannen als vrouwen). Later werden zij vooral bekend

door hun sociale betrokkenheid en pacifisme. Als een van de eersten vochten zij

de slavernij aan.

Aan het einde van de 18e eeuw ontstonden onder de Quakers in New York een sekte

de "Shakers" genaamd. Onder leiding van Moeder Ann Lee ( 1784) werden zij bekend

door hun sterke wederkomstverwach­ting, celibaat, gemeenschap van goederen,

eenheid van kleding, gaven van genezing en ongestructureerde vrijheid van

aanbidding (dansen, lachen, zingen, schudden etc.). Onder de Shakers kwam ook de

gave van talen veelvuldig voor. Op hun hoogtepunt telden de Shakers 6.000

aanhangers in 18 verschillende vestigingsplaatsen.

 

c. De Hernhutters

Moravische vluchtelingen (volgelingen van Jan Hus) zochten een rustig onderkomen

en vonden dit na een eeuwenlange zoektocht op het te Hernhutt (1722) onder de

hoede van Graaf Nicolas Ludwig von Zinzendorf (1700-1760). Zinzendorf was

aanvankelijk sterk beïnvloed door het Piëtisme. Als student richtte hij de "Orde

van het moster­zaadje" op. Samen met de Moravische broeders legde hij grote

nadruk op gebed en zending. Karakteristieken:

1) Grote zendingsijver

2) Dienstverlenend

3) Onderlinge liefde op grond van persoonlijke redding

4) Diepe en emotionele godsdienstige expressie.

In de eerste twee jaar kostte de zending 22 doden. In 1760 telden de Hernhutters

reeds 226 zendelingen.

 

Les 6:

a. Het Methodisme, een opwekkingssysteem?

Stichter: John Wesley (1703-1791). Als student stichtte hij in Oxford "The Holy

Club" (1729-1735). Ging samen met zijn broer Charles in 1735 op zendingsreis

naar de U.S.A.. Op de boot raakte hij onder de indruk van het leven geloof van

de Hernhutters. In 1737 kwam hij tot bekering en ontving geloofszekerheid. Hij

richtte sociëteiten op en begon met openluchtpredikingen. Reisde > 400.000 km,

meest ter paard, predikte > 40.000 keer (15x per week). Wilde zelf geen nieuwe

kerk stichtten, maar de Anglikaanse Staatskerk vernieuwen, maar zijn

onconventionele methodiek leidde tot een breuk. Bijzonder was de vaste

methodische werkwijze: b.v. het stelselmatig rouleren van de predikanten; het

onderverdelen van de sociëteiten in klassen van ten hoogste 12 personen, waarvan

de leider wekelijks de vaste bijdrage ophaalde. Het Methodisme verspreidde zich

razendsnel. In 1801 waren er reeds 90.000 aanhangers in Engeland, 500.000 in

1850 en 800.000 in 1990; daarna afgenomen. Het Methodisme speelde veel soepeler

in op de veranderde maatschappe­lijke situatie (industrialisatie), waarvoor de

kerk te log en te elitair geworden was. Door  organisatorische en leerstellige

verschillen ontstonden al spoedig vele aftakkingen.

 

b. Opwekkingspredikers aan de andere kant van de grote plas

i. Jonathan Edwards (1707-1758)

Perry Miller noemt hem "De grootste filosoof-theoloog, die Amerika tot nu toe

gekend heeft". Op zijn 13e kende hij al Hebreeuws en Grieks. Werd in 1724

predikant te Northampton. Onder zijn prediking ontstond de eerste "Great

Awakening" (1734-1735 & 1740-1741). Nagenoeg de hele stad Nort hampton kwam tot

bekering. Was nauw bevriend met George Whitefield. Na een conflict over

toelatings­voorwaarden voor het heilig avondmaal werd hij in 1750 afgezet,

waarna hij zendeling werd onder de indianen. In 1757 accepteerde hij na lang

aandringen de functie van president van Princeton College, niet lang daarna

stierf hij aan de pokken.

ii. George Whitefield (1714-1770)

Engelse prediker. Terwijl hij in Oxford studeerde kwam hij tot bekering en sloot

zich aan bij de "Holy Club" van John Wesley. Na zijn eerste vurige preek, kreeg

de bisschop de klacht dat vijftien mensen "gek waren geworden". Ging in 1737

voor zijn eerste zendingsreis naar de staat Georgia in de Verenigde Staten. J.C.

Ryle zegt over Whitefield:"Nooit was er een prediker, die zijn gehoor zoals hem

34 jaar lang kon boeien.". Whitefield sprak wel zo'n 20 keer per week. Tijdens

de opwekking kwamen er in korte tijd tussen de 30.000 en 50.000 mensen tot

bekering

Whitefield werd een aanhanger van het z.g. "New England Calvinisme" en kwam

hierdoor in conflict met John Wesley die uitgesproken "Arminiaan" was m.b.t.

Gods uitverkiezing.

iii. Timothy Dwight (1752-1817)

Vermaard theoloog en leraar. Van 1795 tot zijn dood was hij president en

professor in de theologie te Yale. Onder zijn prediking begon in 1802 een

geweldige opwekking. Eenderde van de studenten kwam tot bekering (de z.g.

"Second Great Awakening"). Velen van hen gingen de zending in. Overal werden

z.g. "Campmee­tings" georganiseerd.

 

iv. Charles G. Finney (1792-1875)

Amerikaans opwekkingsprediker. Aanvanke­lijk jurist te New York. Kwam na

persoonlijke bijbelstudie in 1821 tot bekering. Vanaf 1824 begon hij te prediken

binnen de Presbyteriaanse kerk. Acht jaar lang leidde in de Oostelijke Staten

opwekkingsdiensten met buitengewo­ne resultaten. Hierna trad hij op als

onafhankelijk prediker. Leidde meer dan 500.000 mensen tot de Heer en terug tot

de kerken. Introduceerde de zondaarsbank. Zocht een interkerkelijke opwekking

onder de leken. Hield van 1857-1859 gebedssa­menkomsten in New York. Vele

schouwburgen veranderden in gebedshuizen Vanaf 1835 werd hij tevens professor in

de theologie aan de universiteit te Oberlin, Ohio.

v. Dwight L. Moody (1837-1899)

Amerikaans evangelist. Werkte aanvanke­lijk in een schoenwinkel. In 1856

verhuisde hij naar Chicago waar hij een succesrijk zakenman werd. Vanaf 1860

weidde hij zich volledig aan de verkondiging van het evangelie, met name aan

"Zondagsschool" en Y.M.C.A.-werk. (Young Man's Christian Organization). Tijdens

zijn derde bezoek aan Groot Brittanië in 1873 ontstond een geweldige opwekking.

Samen met zijn zanger Ira D. Sankey trok hij meer dan 2½ miljoen mensen. Hierna

werden ook zijn samenkom­sten in de Verenigde Staten massaal bezocht. Nog meer

dan een prediker was hij een "doener". Hij stichtte allerlei scholen, waarvan

het "Moody Bible Institute" (in 1886 oorspronkelijk opgericht als de "Chicago

Evangelization Society") tot op heden bekend is. Hij predikte tot meer dan een

miljoen mensen.

 

 

Wat leren wij van de personen en bewegingen genoemd in de vijfde en zesde les?

a. De Camisarden:     Dat de Geestesgaven niet mogen worden misbruikt om Gods

beloften voor de toekomst in eigen kracht af te dwingen. Met andere woorden: de

charismata mogen geen reden geven tot zelfverheffing.

b. Quakers:           Dat er een priesterschap is van alle gelovigen, die ook

buiten de gemeentedeuren zichtbaar dient te zijn.

c. De Hernhutters:      Dat een personlijk leven met de Heer en gebed dient uit

te monden in zendingsvisie.

d. Het Methodisme:  

Dat de boodschap van het evangelie levend moet zijn voor alle generaties en alle lagen van de bevolking.

e. Opwekkingspredikers U.S.A.:

i:        Dat er in een nieuwe setting opwekkingen mogen worden verwacht.

ii:       Dat een opwekking overal kan ontstaan (zelfs onder studenten).

iii:       Dat één persoon in de kracht van God duizenden kan bereiken met het

evangelie.

 

Les 7: Opwekkingen in Nederland

a. De Nijkerkse beroerten: als een preek levend wordt

 

b. Het réveil in de 19e eeuw: een aristocratische opleving

Kenmerken Europees Réveil vann de 19e eeuw:

i.:  Nadruk op het werk van de Heilige Geest in de diepten van het mensenhart

ii.:  De Bijbel is het gezaghebbende en onfeilbare woord van God

iii:  Bekoring voor kleine kring

Ontstaan in Schotland waar de gebroeders James en Robert Haldane in 1798 al hun

bezittingen verkochten om zich volledig te kunnen wijden aan de verkondi­ging

van het evangelie. In 1805 hadden zij reeds 200 evangelisten opgeleid. Via

Zwitserland waaide her Réveil over op Nederland, waar het vooral in

aristocratische kringen weerklank vond. De hofprediker van Willem I, Merle

d'Aubigné (1794-1872), was een van de eerste propogandisten. Isaäc da Costa

(1798-1860), een jood en leerling van Bilderdijk, kan men beschouwen als een

belangrijk geestelijk leider en G. Groen van Prinsteren als politieke

voortrekker van deze beweging. Niet iedereen kon zich vinden in het wat

exclusieve karakter van deze groep van "Christe­lijke vrienden". Ondermeer Jan

de Liefde zocht de mensen op de straat op en stichtte de "Vereniging tot Heil

des Volks" in Amsterdam.

c. Nederland methodisme

Het methodisme heeft als kerkgenootschap nooit vaste voet gekregen in Nederland,

wel heeft haar uitstraling de bedieningen van bepaalde personen sterk beïnvloed.

Ook is er een historisch verband tussen het methodisme en de Vrij Evangelische

Gemeente in Nederland en het Leger des Heils.

i:   In Ermelo ontstond van 1855-1856 in de Gereformeerde Gemeente o.l.v. van

Ds. H.W. Witteveen (1814-1884) een opvallende opwekking. Onder de bezielende

prediking van Witteveen, van wie gezegd wordt dat hij de helft van zijn leven

biddend op zijn knieën doorbracht, kwamen velen tot bekering. Er waren

genezingen en zelfs een opwekking uit de dood. Ook vond exorcisme

(duiveluitdrijving) plaats. De sterke wederkomstver­wachting leidde uiteindelijk

tot de afzetting van Witteveen. De gemeente onderscheidde zich o.a. door een

grote zendingsij­ver.

ii:   Een ander indrukwekkend gebeuren vond plaats van 1885-1887 in de Vrij

Evangelische Gemeente te Stadskanaal. De centrale figuur hier was ds. Jan Willem

van Petegem (1842-1914)

iii:  Het Leger des Heils onstond in 1965, oorspronkelijk als "Christian

Mission" in Oost Londen. William Booth (1829-1912) was ontevreden over het

Methodisme, dat als gevestigde kerk de lagere klasse niet meer bereikte. Op

militaire leest richtte hij een organisatie op met als doel de strijd met Satan

aan te gaan en zielen te reden voor de eeuwighied. Reeds in 1879 telde het Leger

des Heils 127 fulltime evangelisten, 1.000 predikers en 75.000 diensten per

jaar. In Nederland vestigde het L.d.H. zich in 1887 (oorspronkelijk:

Reddingsleger). In 1888 waren er reeds 35 officieren en begon men met de uitgave

de "Oorlogskreet" (later: Strijdkreet).

 

 

Les 8: Help God geneest!

a. Excorcisme herontdekt: J. Ch. Blumhardt

Johann Christoph Blumhardt (1805-1880): Geboren te Stuttgart, zendingsleraar te

Bazel (1829-1837), Luthers predikant te Möttlingen (1838-1852) en zielzorger te

Bad-Boll (1854-1880).

Als Luthers predikant streed hij achtien maanden voor de bevrijding van

Gottliebin Ditus. Zij had geregeld aanvallen, waarbij zij bloedde en met

verschillende stemmen sprak. Na een nacht van gebed op kerstmis 1942 werd deze

jonge vrouw dramatisch bevrijd. Blumhardt's juichkreet "Jesus Sieger" (Jezus is

Overwin­nar) werd de naam van het blad van de latere Möttlinger beweging. In de

gemeente onstond een opwekking. Vele bevrijdingen en genezingen vonden plaats.

Van alle kanten (ook uit Nederland) kwamen zieken en geestelijk aangevochte­nen

tot Blumhardt. Na belijdenis van hun zonden legde hij hun de handen op en

verkondigde in de naam van de Heer vergeving. Het bleek, dat velen van hun

daarna volledig herstel vonden. Deze bediening vond weerstand bij de kerkelijke

leiders en moest in Möttlingen gestopt worden. Als reactie hierop onstond een

Kurhaus in Bad Boll, waar Blumhardt tot zijn door velen zielzorg verleende.

Blumhardt benadrukte de geestelijke genezing, waarvan hij de lichamelijke als

een uiterlijk teken beschouwde. Hij leefde in een sterke eindtijdsbesef. Met de

jeugd te Möttlingen bestudeerde hij reeds de Bijbel tesamen met de krant.

Zijn zoon Christoph Blumhardt (1842-1919) zette het werk van zijn vader voort.

In 1899 trad hij toe tot de socialistische partij omdat hij als Jezus volgeling

"naast de ellendigen en verstotenen wilde staan". Christoph stond wat

sympathieker tegenover de medische wetenschap dan zijn vader. Wel had hij een

even sterke verwachting van de wederkomst van de Heer. In Nederland vinden wij

tot op de dag van vandaag de invloed van de Blumhardt's terug o.a. in het werk

van het pastoraal centrum "De Hezenberg" te Hattem.

b. John Alexander Dowie

Een van de bekendste gebedsgenezers uit de vorige eeuw is de australiër John

Alexander Dowie (1847-1907). Geboren in Schotland -in 1860 naar Austarlië

geëmigreerd. In 1871 werd hij predikant van de "Congregational Church". Toen er

een epidemie uitbrak, werd deze o.a. door zijn gebed tot staan gebracht. Hierna

ontving hij een bediening van genezing. In 1888 ondernam hij een wereldreis,

maar bleef in Amerika steken.

In Chicago ontstond de "Christian Catholic

Church". Bekend waren zijn z.g. "healing homes".  Zijn blad "Leaves of Healing"

kreeg internationale bekendheid (ook in Nederland). Vanaf 1897 bediende hij de

volwassendoop, door drievoudige onderdompeling. Op 31-12-1899 ontvouwde hij op

spectaculaire wijze zijn plannen voor de vestiging van een eigen christelijke

stad ten noorden van Chicago. Deze stad "Zion Stad" kwam na een eerste

bloeiperiode (1901-1905) tot verval, mede door het feit dat Dowie zich ging

verheffen (hij riep zich o.a. uit tot Elia). Dowie benadrukte "Redding -

Genezing - Heilig Leven"). Zijn genezingsthe­ologie bevatte de volgende

hoofdpunten:

a. Jezus Christus is nog altijd onze Genezer

b. Onze genezing rust op de verzoening in Jezus Christus

c. Ziekte kan nooit Gods wil zijn

Dowie was radikaal tegen het gebruik van medicijnen.

c. W. Hazenberg

In Nederland werd aan het eind van de vorige eeuw gepropageerd door een zekere

W. Hazenberg. Evenals Dowie verkondigde hij dat gelovigen genezing alleen van

God moesten verwachten. Na een bediening in Zuid Afrika keerde Hazenberg in 1892

terug naar Nederland. In Apeldoorn vestigde hij een geloofshuis "Beth-El"

genaamd. Door zijn extreme standpunten werd hij al spoedig als sectariër

bestempeld en in 1899 keerde hij terug naar Zuid Afrika.

Zijn leer werd verdedigd door lekeprediker R.R. Posthuma uit Hoorn. Zijn

radikale werkwijze voortgezet door o.a. C.R. van Leeuwen te Amsterdam.

d. Evangelisatie en genezing: wat is het verband?

In de vijftiger jaren vinden wij wereldwijd en in Nederland een opleving van de

bediening van genezing. Enerzijds zien wij de zegen, anderzijds zijn er gevaren.

Van belang is dat wij lichame­lijke genezing zien in het totale

verlossingsverband. Met Blumhardt wil ik benadrukken dat lichamelijke genezing

bijbels gezien een uiterlijk teken dient te zijn van de geestelijke genezing.

Het moet dus niet om de genezing, maar om de Genezer gaan. Wij moeten daarbij

oppassen niet teveel nadruk te leggen op de genezingen, maar liever op de

bekeringen. Degene die voorgaat in de bediening van genezing dient op te passen,

dat er geen persoonlijkheidsver­ering ontstaat; beter is het in groepen in

bidden. In medicijnen en medische behandeling kunnen wij ook een Goddelijke

voorziening van genezing zien, mits deze wetenschap gebaseerd is op het

ontdekken en toepassen van Gods schepping en niet occult gebonden is. Overigens

reikt bijbelse genezing veel verder dan het lichamelijke alleen.

 

Wat leren wij van de bewegingen genoemd in de 7e en 8e les?

a. De Nijkerkse beroerten: Dat Gods Woord krachtig genoeg is om een opwekking te

veroorzaken.

b. Het reveil in de 19e eeuw:         Dat een opwekking in elke bevolkings­laag

kan ontstaan, maar dat er een gevaar is dat het tot deze laag beperkt blijft.

c. Nederland methodisme:

i. Ds. H.W. Witteveen             

Opnieuw zien wij hier de belangrijke correlatie tussen gebed, opwekking en zending.

ii. Ds. J. van Petegem              

Dat wij onverschrokken dienen te zijn in onze opdracht het evang elie te verkondigen.

iii. Leger des Heils         

Dat een vaste structuur niet per definitie een opwekking uitsluit. Bij het Leger des Heils zien wij hoe de strakke organisatie,

dit juist in vaste banen leidt.

d. Möttlinger beweging:           

Dat genezing en bevrijding een gave is die in de gemeente van Jezus Christus blijvend thuishoort.

e. John Alexander Dowie                  

Dat een evangelisatie/opwekkings/genezings-beweging rond één individu, kan ontaarden in

persoonsverheerlijking en geestelijke hoogmoed.

f. W. Hazenberg                      

Dat de genezingsboodschap nooit geïsoleerd

mag worden gebracht. Lichamelijke genezing is een teken dat de waarheid van het

verkondigde evangelie-boodschap bevestigt en staat altijd in het

verlossingsverband.

 

Les 9: De Pinksterbeweging: herontdekking van de charismata

a. Antecedenten van de Pinksterbeweging

i.   Heiligingsbeweging

John Wesley predikte dat Gods genade de mens niet alleen van alle schuld

ontslaat, maar hem ook volledig van alle smet der zonde kan en wil reinigen. Die

radikale heiliging, die zondeloosheid insluit, werd bij Wesley en bij vele van

zijn volgelingen als een tweede werk van genade gezien volgend op de bekering.

Voortbouwend op deze leer ontstond in de tweede helft van de vorige eeuw, in de

Verenigde Staten de z.g. "Holiness-Movement". Evangelisten als Charles Finney en

Dwight Moody (ook: Asa Mahan en Robert A. Torrey) legden hier mede een basis

voor. Specifieke heiligingspredikers waren het echtpaar W. en P. Palmer, J.S.

Inskip, J.A. Wood en W.E. Boardman. Men werkte interkerkelijk, met name in

huissamenkomsten en conferenties. R.P. Smith propageerde de heiligingsleer in

Engeland. T.D. Harford Battersby, predikant te Keswick, nam dit initiatief over

en zo ontstonden vanaf 1875 de bekende "Keswick-conferenties", welke ook door

veel Nederlandse predikanten werden bezocht (o.a. de jonge A. Kuyper). In

Keswick kwam men tot andere accenten: heiliging was meer een bekleding van

kracht en zalving, dam uitroeiing van innerlijke zonde en reiniging. In

Duitsland vond deze leer veel weerklank in de kringen van de interkerkelijke

"Gemein schaftsbewegung". In de Verenigde Staten groeide de beweging uit tot een

eigen kerkrichting. In de periode 1895-1905 ontstonden vele denominaties. In

1895 begon de heiligingsprediker B.J. Erwin, dat er naast het tweede werk van

genade (heiliging) een derde werk was ... de doop met de Heilige Geest en vuur.

Dit laatste werd vooral gezien als een emotionele/ingrijpende ervaring, die het

bereiken van de staat van heiligheid bevestigde.

 

 

ii. Opwekking te Wales

Deze opwekking kwam in een tijd van toenemende vrijzinnigheid in de theologie,

dat zelfs in de Baptistenkerken ver doordrong. Er ontstond hierover een diepe

scheiding tussen de kerkleiders, ook in Wales. Het verlangen naar een opwekking

groeide. God gebruikte hier de jonge Evan Roberts (1878-1951) voor. Roberts kwam

uit een mijnwer­kersgezin te Loughor bij Swansea. Als twaalfjarige moest hij met

zijn vader mee de mijn in. Zijn bijbel had hij altijd bij zich. Vier avonden per

week bezocht hij de bidstonden. Tien jaar lang bad hij voor een opwekking en las

daar al het mogelijke over. Na dertien jaar van gebed ontving hij in 1904 de

doop met de Heilige Geest. Dit veranderde zijn leven radikaal. Drie maanden lang

voelde hij zich opgenomen in de derde hemel. Na twee maanden stopte hij zijn

theologische studie en ging in oktober 1904  terug naar zijn oude woonplaats.

Hij kreeg de gelegenheid om te prediken, maar huilde en bad meer. De

samenkomsten bestonden 3/4 uit zang. Van overal stroomden de mensen toe. R.B.

Jones omschreef de gebeurtenissen als volgt:

Een gevoel van de aanwezigheid van de Heer was overal. Het vervulde, nee het

schiep de geestelijke atmosfeer. Het deed er niet toe waar men heenging. Het

bewustzijn van de wezenlijkheid en de nabijheid Gods ging mee. Alhoewel het

vanzelfsprekend ervaren werd in de opwekkingssamenkomsten bleef het geenszins

daartoe beperkt. Het werd ervaren in de huizen, op de straten, in de mijnen en

fabrieken, op de scholen, ja zelfs in de theaters en de drinkgelegen­heden. Het

vreemde gevolg was, dat waar men ook kwam, er een plaats van eerbied was en de

plaatsen van amusement en vermaak praktisch leeg raakten. Veelvuldig kwam het

voor dat mannen in de café's drank bestelden en dan op hun hakken omdraaiden en

de drank op de bar onaangeroerd lieten. Het gevoeld van aanwezigheid van de Heer

was zo reëel dat het de arm die het glas wilde optillen, verlamde. Voetbalclubs

werden ontbonden omdat de leden grotere vreugde vonden in het getuigen van de

Heer dan in de wedstrijden. De theaters en schouwplaatsen werden plaatsen van

lofprijzing en gebed.

Het verloop van de opwekking was onweerstaanbaar. Elke dag waren er ochtend-,

middag- en avondbijeenkomsten. Geen kerk of zaal was groot genoeg. De verslagen

ervan waren de hoofdartikelen in de krant. Zo snel als deze gekomen was, zo snel

verdween deze. Evan Roberts had de Heer gebeden één jaar de hel te sluiten en zo

gebeurde. De rest van zijn leven wijdde Roberts vooral aan het gebed. Bekende

mannen als Johannes de Heer (1886-1961) bezochten de opwekking, maar ook latere

pinksterleiders als A.A. Boddy, George en Stephen Jeffreys en Donald Gee.

 

b. Ontstaan van de Pinksterbeweging

i.   Evangelistenschool te Topeka o.l.v. Charles F. Parham

Charles F. Parham (1873-1920) kan als de theologische vader van de

pinksterbeweging worden beschouwd. Helaas was zijn leven niet in alle opzichten

zuiver (zo was hij aanhanger van de Ku Kux Clan). In 1898 opende hij een

geloofshuis te Topeka, Kansas. Daar opende hij in oktober 1990 een kortstondige

evangelistenopleiding met de bijbel als enige tekstboek (Bethel Bible College).

Het programma bestond uit: bijbelstudie, gebed en evangelisatie. In december

1990 gaf hij zijn studenten de opdracht om in de bijbel, met name het boek

Handelingen, te ontdekken wat het teken van de doop met de Heilige Geest was. De

conclusie was eensluidend: Het spreken in talen! De studenten gingen hiervoor

vasten en bidden. Op 1 januari 1901 ontving Agnes Ozman deze ervaring als

eerste, enkele dagen later vele anderen waaronder Parham zelf. De kranten

berichtten hier uitvoerig hierover, zij het meestal spottend. Voor zover bekend

was de opwekking in Topeka de eerste, waarbij het spreken in talen als het

uiterlijke teken van de doop met de Heilige Geest werd gezien. Deze exegese werd

een gewichtig leerstuk in de opkomende pinksterbeweging.

 

ii.  Azusa Street on Fire!

Aangespoord door de berichten uit Wales baden vele gelovigen in Los Angeles voor

een uitstorting van Gods Geest over hun stad. Begin 1906 arriveerde daar William

J. Seymour (1855-1920), die was uitgenodigd om in een zwarte "Holiness Church"

te spreken over de doop met de Heilige Geest. Seymour was een leerling van

Parham en koppelde deze ervaring aan het spreken in talen. Zijn boodschap werd

niet ontvangen en hij werd buitengesloten. Enkele van zijn aanhangers bleven

samenkomen in Bonnie Brae Street. Tijdens de bidstonden daar begon de Geest

machtig te werken. Op 9 april 1906 werden de eersten gedoopt in de Geest. Drie

dagen later ontving Seymour deze zegen zelf. Door de toeloop moest worden

uitgeweken naar een grotere ruimte. In Azusa Street 312 betrokken zij een

voormalige Methodistenkerk, dat toen dienst deed als stalhouderij en pakhuis.

Tussen afval en puin werd een plek vrijgemaakt. De "banken" bestonden uit holle

vaten en oude planken. Twee op elkaar gestapelde kratten vormden de preekstoel.

Drommem mensen stroomden toe. Aanvankelijk alleen zwarten, maar al spoedig ook

blanken. Later zelfs blanke predikanten uit het zuiden die moesten erkennen dat

dit een werk Gods was.

Drie jaar lang werden hier onafgebroken samenkomsten gehouden. Drie keer per dag

en daar tussendoor, dag en nacht, bidstonden, Vele werden genezen en bevrijd.

Hun gratis uitgegeven krant "The Apostlic Faith" verspreidde de boodschap

wereldwijd.